Verstoorde arbeidsrelatie
Verstoorde arbeidsrelatie
Verstoorde arbeidsrelatie met een werknemer die zich beroepen heeft op een opzegverbod (ziekte).
De uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 3647838 AZ VERZ 14-361
Beschikking van de kantonrechter van 11 februari 2015
in de zaak van:
[verzoeker] , wonende te [woonplaats] aan de [adres],
verzoeker,
gemachtigde: mr. M.E. van Schaick,
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht GF Machining Solutions International SA , gevestigd te 6616 Losone, Zwitserland aan het adres Via dei Pioppi 2,
verweerster,
gemachtigde: mr. M.W.F.M. de Leeuw.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en GF genoemd worden.
1De procedure
2De beoordeling
2.1.Gelet op de stukken en de ter mondelinge behandeling door partijen afgelegde verklaringen, alsmede gelet op hetgeen partijen op vragen van de kantonrechter over en weer nog hebben aangevoerd, stelt de kantonrechter het navolgende vast.- [verzoeker] is op 18 maart 1996 bij (de rechtsvoorganger van) GF in dienst getreden en vervult thans de functie van Director Branch Office Benelux tegen een salaris van € 8.593,75 bruto per maand. [verzoeker] is 51 jaar oud.
– Op 3 september 2014 is [verzoeker] door zijn leidinggevenden geïnformeerd dat de productieafdeling van de Branch Office Benelux zal worden gesloten en dat de werknemers die voor dit onderdeel werkzaam zijn – inclusief [verzoeker] – worden voorgedragen voor ontslag. [verzoeker] heeft daarbij tot eind september 2014 de gelegenheid gekregen om na te denken over het eventueel overnemen van productieactiviteiten door middel van een ‘management buyout’. Op 4 september 2014 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld en tot op heden niet hersteld.
– Op 26 september heeft [verzoeker] van GF een brief ontvangen waarin de arbeidsovereenkomst werd opgezegd tegen 31 maart 2015. [verzoeker] heeft de opzegging schriftelijk vernietigd en aangegeven dat hij bereid is te spreken over een minnelijke regeling ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden.
– Op 10 november 2014 heeft GF bij UWV Werkbedrijf een ontslagvergunning aangevraagd. Ten tijde van de mondelinge behandeling van de onderhavige verzoekschriften was nog geen beslissing op de aanvraag gegeven.
– Op 26 november 2014 heeft GF aan [verzoeker] een voorstel gedaan voor een minnelijke regeling ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst, welk voorstel door [verzoeker] niet is geaccepteerd.
2.3.
GF voert verweer tegen de door [verzoeker] verzochte ontbinding en stelt – kort gezegd – dat het enkele feit dat GF heeft medegedeeld dat de productieafdeling van de Branch Office Benelux zal worden gesloten niet maakt dat zij verwijtbaar heeft gehandeld en dat er daardoor sprake zou zijn van een verstoorde arbeidsverhouding. Sinds die mededeling tracht [verzoeker] evenwel een breuk te forceren door GF allerlei verwijten te maken. Voor zover er al redenen zijn om de arbeidsovereenkomst te ontbinden zijn deze aan [verzoeker] zelf te wijten, aldus GF. GF heeft [verzoeker] op 26 november 2014 nog een schriftelijk beëindigingsvoorstel gedaan, maar nog voordat de termijn om op het voorstel te reageren was verstreken heeft [verzoeker] het ontbindingsverzoek ingediend.
Voor zover het dienstverband niet op andere wijze zal eindigen, bijvoorbeeld middels opzegging na verkregen toestemming van UWV, verzoekt GF de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden wegens wijzigingen in de omstandigheden die aan [verzoeker] te wijten zijn.
3De beslissing
De kantonrechter
3.2.compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. J. Schreurs-van de Langemheen, en in het openbaar uitgesproken.