Robin Hood in Beilen

Ferre van de Nadort werkt in Beilen als bedrijfsjurist vanuit het kleine voormalig NS-stationsgebouw aan grote zaken. Een deel van de week werkt hij voor nop, voor mensen die in de verdrukking zitten in spraakmakende zaken. ,,Ik ben niet money-driven.’’

Het valt direct op, de prachtige uitvergrote foto tegen de wand achter zijn bureau, van een Afghaans meisje, met op de achtergrond vaag silhouetten van militairen. Het individuele meisje staat centraal, niet de patrouillerende militairen. Ze kijkt elk bezoek recht in de ziel. De foto staat symbool voor de keuze die de jurist – ,,zeg maar Ferre” – heeft gemaakt: altijd de kant kiezen van het individu.

De foto kreeg hij van Rinze Klein, een voormalig defensiefotograaf, die hij bijstaat in een zaak tegen Defensie vanwege zijn posttraumatische-stressstoornis (PTSS). De combat-fotograaf raakte psychisch verstrikt in de afschuwelijke beelden die hij niet meer van zijn netvlies kreeg na tien jaar in de frontlinies. De uitvergroting – op de gang hangt er nog eentje, óók met kinderen – was zijn manier om Van de Nadort te bedanken voor zijn juridische hulp. Mede door Van de Nadort klom hij uit het moeras.

De jurist huurt het voormalig NS-gebouwtje in Beilen. Uiterlijk lijkt zijn kantoor nog altijd een kaartjesbalie. Niet verwonderlijk dus dat het gesprek wordt onderbroken door een reiziger die binnen loopt en vraagt of hij er een kaartje kan kopen. De treinreiziger heeft het rode bedrijfslogo gemist van Van de Nadort ondernemingsrecht & bedrijfsrecht op het voormalige stationsgebouw, waar nog altijd het blauwwitte NS-logo op prijkt.

 

PERSOONLIJKE ONTWIKKELING

Het is maandagochtend, binnen hangt nog de hitte van het tropische weekeinde. Dit is het domein van Ferre van de Nadort, landelijk bekend vanwege een aantal zeer spraakmakende zaken, waarmee hij geregeld de krantenkolommen haalt en aanschuift bij tv-programma’s.

Dat zijn zaken waarvoor hij cliënten geen stuiver vraagt. Van de Nadort is voor alles bedrijfsjurist. Kan erg goed contracten opstellen en uitonderhandelen, zegt-ie zelf. Hijzelf is er erg bescheiden over, maar de contracten waarover hij onderhandelt zijn bijvoorbeeld over grote infrastructurele projecten, waarmee duizelingwekkende bedragen zijn gemoeid. „Maar die moet je niet noemen, hé.” Sterker, hij is er zó goed in, en zijn klanten dermate tevreden, dat hij het zich kan permitteren een deel van de week zich in te zetten voor mensen die finaal in de knel zitten. Gratis. Zoals voor Drentse en Groningse provincieambtenaren die kapot werden gemaakt door falend onderzoek door een particulier recherchebureau, voor klokkenluiders of mensen met posttraumatische-stressstoornisklachten door hun werk bij defensie of politie.

Die keuze – om een deel van de week te werken voor cliënten die geen rekening krijgen – is het resultaat van de persoonlijke ontwikkeling van Ferre van de Nadort, die startte als luchtmacht-beroepsofficier bij Hawk-luchtafweerrakketten, rechten ging studeren in zijn eigen tijd bij de Open Universiteit, en daarna aan de slag ging als jurist bij de stafgroep Juridische Zaken van de luchtmacht.

Op die Haagse afdeling – kloppend hart voor het maken van keuzes in militaire missies in het buitenland – maakte hij een radicale keuze in zijn leven. Voor het individu. We maken de afspraak dat we dáárover spreken in zijn kantoor. Een keertje niet de spraakmakende dossiers centraal, die wel op de grond slingeren in zijn kantoor, maar de man erachter. Na het gesprek belt hij nog een keertje terug: ,,Over dossiers praten is veel gemakkelijker”, erkent hij.

Van de Nadort zit jarenlang bij de 3e Groep Geleide Wapens (3 GGW), gestationeerd op een legerkamp bij het Duitse stadje Blomberg, maar feitelijk is hij bijna constant op pad met zijn crew en hun Hawk-luchtafweersysteem. Waar precies hij al die jaren is geweest met die raketten, mag hij nog altijd niet zeggen. ,,Dat is verboden terrein.”

De crewcollega’s zijn allemaal slimme jongens, die elkaar bij de voornaam aanspreken, een hechte groep vormen en arrogante praatjes onderling niet dulden. In het laatste jaar leert hij zijn huidige echtgenote kennen. ,,Elke dag stuurde ik een kaartje naar huis, dat ik er eigenlijk geen zin meer in had, altijd van huis zijn. Ik zag ook geen persoonlijke ontwikkeling in die functie.”

 

BUL

In 1996 besluit hij te gaan studeren, bedrijfsrecht, aan de Open Universiteit. Na vijf jaar haalt hij zijn bul. Defensie vraagt hem ook internationaal humanitair oorlogsrecht te studeren. Hij studeert af op ‘robotic warfare’. Als defensiejurist werkt hij aanvankelijk voor de behandeling van bezwaar- en beroepsschriften. In december 1998 stroomt hij door naar de afdeling Juridische Zaken, waar hij kapitein wordt. ,,Als je ambities hebt, is dit het hoogste doel binnen de luchtmacht, de afdeling die zich bezig houdt met de operationele inzet en de juridische aspecten”, zegt Van de Nadort.

Als defensiejurist focust hij zich eerst op letselschadezaken, dossiers die niet bepaald populair zijn onder collega’s die zich liever buigen over operationeel recht, maar hem juist de kans bieden ‘een eigen huisje te hebben met een hoop vrijheid’. Posttraumatische stressstoornis (PTSS) is dan nog een onbekende term. Vaag dringen berichten door over aandoeningen bij militairen die dan nog het Cambodja Klachten Syndroom worden genoemd. Pas in 2001 wordt PTSS voor het eerst genoemd in een letselschadedossier. Van de Nadort wordt specialist. Die zaken blijft hij jarenlang doen, zelfs nadat hij is afgezwaaid.

Zijn positie op Juridische Zaken wordt onhoudbaar in 2003, als de Nederlandse politiek akkoord gaat met het Nederlandse aandeel in de Stabilisation Force Iraq; meer dan 7.700 Nederlandse militairen worden naar Irak gestuurd om de vrede te beschermen.

Van de Nadort zit in het epicentrum van de voorbereiding op die missie. ,,Voor mij werd duidelijk dat we een ‘peace-keeping-operatie’ maakten van Irak, terwijl het daar allerminst vrede was. Dat is mijn Waterloo geweest bij Defensie. Je moet je voorstellen: ik begin er ‘s ochtends aan de koffietafel over met de collega-juristen die niet letterlijk weglopen, maar er ook niets van willen horen. Ik merkte: verboden terrein, om vraagtekens te zetten. Politiek is geen issue, defensie is een uitvoerende organisatie, dus doen we het.’’

Van de Nadort is zwaar teleurgesteld over het kamerdebat voorafgaand aan de missie. ,,Ik kreeg sterk de indruk dat het debat er alleen was voor de dossiervorming: voor de vorm een soort protest. Maar in een kamerdebat verwacht je een zinvolle discussie over welk wespennest we ons hoofd insteken. Bush had gezegd: het is vrede, dus ging het alleen over welke middelen we zouden meegeven met de ‘vredesmissie’. Ik vond het niet kloppen, geloofde er niks van dat het er vrede was. Elke dag ontploften bermbommen, waren er aanslagen op militairen. Het kamerdebat was een toneelspel waarmee achteraf gezegd kon worden ‘we waren nimmer helemaal voorstander’.

En daar zit hij dan, met zijn gewetensnood, op dé afdeling waar de juridische kant van militaire missies van de luchtmacht worden voorbereid, waar keuzen worden gemaakt over de rules of engagement voor de militairen: de sectie operationeel recht bij de stafgroep juridische zaken van de Koninklijke Luchtmacht.

,,Ik vind dat je mensen geen oorlog moet aandoen, tenzij je echt niet anders kunt. Het is zo’n tegenspraak dat je vrede brengt door met een leger naar binnen te rossen.” Hij zucht: ,,Overal ter wereld willen mensen hun kinderen opvoeden, een stabiel bestaan, een boterhammetje verdienen. Dat is universeel, zelfs in Afrika waar je zou denken dat het compleet is losgeslagen. Hoe meer je aan dat bestaansrecht peutert, hoe erger het is. Als je ergens naar binnen walst met een vreemde mogendheid, weten de bewoners niet of ze over een paar dagen nog leven. Die vreemde militairen schieten op alles wat rondrent, dat geeft zo’n extreme onzekerheid, daar doe je mensen nooit goed mee.”

 

ZWAAIT AF

Hij kan er onmogelijk blijven. Hij stapt naar een leidinggevende, wetende dat hij daarmee zijn carrière beëindigt. ,,Dan kan je niet verder met elkaar; mijn functie was het voorbereiden van missies, dat is dan geblokkeerd.” Hij springt op van de tafel, en haalt uit de boekkast Just & Unjust Wars, een standaardwerk over de ethiek van oorlog voeren, waarbij de auteur in een herdruk nadrukkelijk verwijst naar de verkeerde keuze voor oorlog in Irak.

,,Begrijp me goed, ik vond een goede oorlogsfilm vroeger heel leuk. Maar als je ouder wordt, krijg je zicht op het persoonlijke leed dat mensen wordt aangedaan. Over oorlogen wordt amper gesproken op individueel niveau, het altijd over het collectief. Maar het zegt niks dat in de eerste maanden van de oorlog in Irak 125.000 burgers zijn omgekomen. Zo’n groot getal is bijna irrelevant. Het verdwijnt en wordt als het ware gebagatelliseerd. Het wordt pas tastbaar als je op individueel niveau gaat kijken. Al die mensen die zijn doodgegaan. Mensen zoals jij en ik, geen militairen. Alleen omdat je in Irak bent geboren. Wat doet het met mensen in Afghanistan dat wij er rondbanjeren? Het is makkelijk te zeggen dat het een strijd is tegen de Taliban, lekker stigmatiserend, een vorm van framing. Al die Afghanen staan echt niet achter de Taliban. Saddam was ook slecht, staat buiten kijf, maar waarom ga je die bevolking zo’n hoop ellende aandoen met een oorlog, terwijl ze helemaal niet achter zijn beleid staan? Er is geen Nederlandse missie geweest waarvan ik dacht dat het helemaal klopte, behalve Joegoslavië, alleen toen kregen onze militairen onvoldoende middelen.”

Hij heeft zijn buik vol van defensie. Hij zwaait af. Focust zich op bedrijfsrecht, eerst bij een kantoor, binnen een jaar met zijn eigen kantoor. ,,Lekker veilig, niet meer overspoeld worden door gepieker en gevoelens van onmacht.”

Als ‘PTSS-expert’ behandelt hij nog enkele oude dossiers, en lobbyt door het hele land voor aandacht voor PTSS. Toen daar voldoende maatschappelijk aandacht voor was, liet hij dat ook los. ,,Een tijdje alleen bedrijfsrecht, liep gewoon lekker, focussen op het ophouden van mijn eigen broek.”

Maar dan komt het eerste telefoontje. Heeft niets te maken met bedrijfsrecht. Maar wél met onrecht op individueel niveau. Van een buitendienstmedewerker van de provincie Drenthe, belast met de controle van fietspaden, die werd beschuldigd van fraude. ,,Ik betrapte me erop tijdens het telefoontje dat ik dacht: ‘nou, er zal wel wat aan de hand zijn’. Ik schrok van mezelf. Hoezo? Omdat een provincie dat roept? Als iedereen zo denkt, gaat zo iemand de vernieling in. Ik besloot die man te helpen.’’

Het wordt een verbijsterende rollercoaster van maar liefst acht dossiers: medewerkers van de provincies Drenthe, Groningen en de Rijksuniversiteit Groningen die van fraude waren beschuldigd na schandalig slecht ‘integriteitsonderzoek’ van een particulier recherchebureau. Mensen die letterlijk aan de grond waren geraakt.

Bedrijfsjurist Van de Nadort bekommert zich om hen. Hij laat de werkgevers en het recherchebureau alle hoeken van de boksring zien. De eigenaresse van het omstreden recherchebureau wordt uiteindelijk ontslagen bij de politieacademie, waar ze ook nog eens bleek les te geven, terwijl dit wettelijk verboden is.

 

DAG IN DE WEEK

Hij besluit het structureel aan te pakken door zich één dag in de week te bekommeren om mensen die ‘onterecht ontslagen’ zijn, zoals hij ook de website doopt die hij speciaal daarvoor opricht. Zaken waarmee hij niets verdient, maar die hij kán doen vanwege zijn succesvolle praktijk bedrijfsrecht. ,,Als je het doet, moet je het goed doen”, herhaalt hij drie maal tijdens het gesprek.

,,Deze zaken zijn niet te winnen als je onder toevoeging (op kosten van de overheid, red.) werkt. In de sociale advocatuur werk je voor 100 euro per uur, maximaal 10 uur. Maar aan die zaak heb ik wel 400 à 500 uur besteed. Dus je moet er wel een money-maker naast hebben wil je dit goed doen. Ik heb er serieus minder door verdiend dat jaar. Als je puur commercieel opereert, niks mis mee, dan kan je gaan voor winstmaximalisatie. Maar als je nadenkt over wat je met je leven wilt, kan je ook denken: ik heb genoeg. Ook voor mijn vrouw was dat geen issue. Zij weet dat ik altijd bezig ben met goed en slecht, net zoals ik bij defensie piekerde of zaken wel klopten. Dit is constructief. Daarom voel ik ook nooit een tegenslag in een dossier, dat maakt alleen maar strijdvaardiger.”

Sinds zijn allereerste tv-optreden, bij Brandpunt in 2014, over de ‘fietspadencontroleur’ krijgt hij dagelijks telefoontjes van mensen die radeloos zijn, en zijn hulp zoeken, maar hem eigenlijk niet kunnen betalen. ,,Op dit moment lopen er veel PTSS- en klokkenluiderszaken. Hoe ik kies? Hoofdregel is ‘als je iets doet, moet je het goed doen’. En no man left behind, niemand mag aan zijn lot worden overgelaten in onze maatschappij. Maar ik heb beperkingen in mijn eigen tijd. In beginsel moet ik altijd een boterham blijven verdienen. De bedrijfsrechtpraktijk is het belangrijkst.”

En hij zegt ook nee. ,,Ik krijg genoeg mensen met fantastische verhalen die niet te onderbouwen zijn. Zelfs als ik ze geloof, maar de onderbouwing ontbreekt, begin ik er niet aan. Je geeft anders mensen ook hoop, hè?! Ik wil mijn tijd nuttig besteden, en wil het leuk vinden. Soms moeten mensen hun verlies nemen. Ik had eens een man, van wie ik dacht: ga in vredesnaam psychologische hulp zoeken. Ik zei hem: ‘U heeft geen zaak, meneer, geef het een plek.’ Best hard, maar later belde zijn echtgenote en bedankte mij: ‘Fantastisch advies, nu kan hij eindelijk stoppen met die zaak’.”

,,Ik denk wel vaker dat iemand helemaal niet is gediend bij rechtshulp. Omdat ze dan 5, 6 jaar bezig zijn om hun gelijk te halen. Maar het pure gelijk is voor mij niet genoeg. Ik help als je financieel helemaal de vernieling in dreigt te draaien, als je leven op de kop staat, en je een reële zaak hebt. Het gebeurt vaak dat mensen vast zitten in een fixatie, een oneerlijkheid op de werkvloer, maar dat is niet mijn taak.”

,,Klokkenluider zijn alleen is niet genoeg voor gratis hulp. Ik heb mensen die finaal aan de grond zitten, een zwervend bestaan leiden. Met hen spreek ik nooit over geld. Er zijn er voor wie ik de proces-kosten zelfs heb betaald, omdat de zaak, de méns het waard was.”

Ook bij PTSS-dossiers bewaakt hij zijn grenzen. ,,We spreken altijd af dat we niet praten over wat er is gebeurd. Daar zijn zorgverleningstrajecten voor, en hulpverleners. Ik zou schade kunnen veroorzaken als ik mijn hulp niet beperk tot het juridische. O ja, je vroeg hoe ik kies…het moet ook een zaak zijn die ernstig genoeg is, en het moet een strijd zijn voor een goede zaak.” Hij tikt nog weer eens op de cover van het boek Just & Unjust Wars: ,,Het meest gemotiveerd zijn mensen als ze op de juiste manier vechten, met eerlijke middelen, waar ze moreel volledig vrede mee hebben, voor een juist doel. Dan kun je het lang volhouden.”

 

WANNABEES

Zijn nieuwste dossier kwam vorige week groot in NRC, over drie leden van de Groep Luchtmacht Reserve, getraumatiseerd door hun uitzending naar de internationale legerbasis in Kandahar. Gewone jongens – werkplanner, monteur, activiteitenbegeleider – die als vrijwilligers ineens belandden in Afghanistan. Waar de raketten hen letterlijk om de oren vlogen, en ze ook nog eens met de nek werden aangekeken door hun beroepscollega’s, die hen uitscholden voor ‘kutreservisten’ en ‘wannabees’. ,,In Nederland beseft men niet dat legerbasis Kandahar een stadje is met 26.000 militairen, waar op betonblokken de ‘tags’ staan van beruchte bendeleden uit New York. Niemand weet dat je daar ‘s nachts niet veilig bent als je in ‘verkeerde’ delen van de basis belandt.”

Zijn gratis werk gaat nu mee in de planning, soms wel 20, 30 uur per week. ,,Maar ja, ik heb ook op kosten van de samenleving mijn bul gehaald. Ik vind dat je een plicht hebt te doen waar de maatschappij het het meeste aan heeft.”

Hij had ook fabelachtig veel geld kunnen verdienen in het Amsterdamse zakendistrict De Zuidas. ,,Ja, had gekund, wil ik niet, geen leuke mensen, hè. Die sfeer staat mij niet aan.”

,,Ons werk is normaal gesproken erg money-driven: als je de hele week werkt moet je 60 uur declareren. De minimale declaratie-eenheid is eentiende uur. Dus wat zeggen ze tegen hun secretaresse? Alle telefoontjes opsparen, die bel ik wel terug tussen half vijf en vijf uur. Die gesprekken hou je dan ultra kort; twee minuten maximaal, en dan vijftien klanten achter elkaar bellen. Dan kan je in een half uurtje anderhalf uur declarabel draaien. Dat zijn de trucs. Als je in de auto naar een klant rijdt, bel je een andere klant. De ene bereken je reistijd, de andere beltijd. Ik zeg niet dat iedereen……”, hij schiet in de lach…., ,,nou…eigenlijk denk ik dat wél.”

,,Voor mij hoeft dat geld niet zo. Carrière hoef ik ook niet. Status is niet belangrijk, maakt me echt allemaal niets uit. Je moet alleen voldoende verdienen om een zinvolle rol te hebben. Er komt doorgaans een bult ellende op mijn cliënten af, het laatste dat ik wil is dat iemand met psychische klachten ook nog moet vrezen dat als hij de zaak wint al het geld naar Van de Nadort gaat. Never, nooit, gaat niet gebeuren! Ik vind wel dat mijn opponent uiteindelijk de factuur moet gaan betalen, want we zijn soms jaren verder. Maar je stopt er altijd veel, veel meer tijd in dan dat je vergoed krijgt.”

‘Gratis’ kent nuances. ,,Mensen die een goed inkomen hebben, kunnen ook wat betalen. Niet alles is voor niets. Wat écht gratis is, daar zit een strenge selectie op. Dan moet iemand misschien een paar maanden wachten voordat ik eraan begin. Er is een planning voor zaken die ik 100 procent voor nop doe. Daar zit op een gegeven moment een stop op. Het ene vat moet wel gevuld blijven.” Daarom zal hij de kosten immer proberen te verhalen op de tegenpartij, onder het mom ‘de vervuiler betaalt’.

Zijn gratis hulp zal nimmer ten koste gaan van zijn bedrijf. ,,Ik denk dat ik goed ben in het maken en onderhandelen van contracten. Als ik genoeg verdien, kan ik andere mensen helpen. Dat zijn communicerende vaten. Je kunt alleen een reddingsboei zijn als je zelf ook kunt drijven. Bedrijfsrecht vind ik superleuk, en die andere zaken vind ik belangrijk.”